In de aanloop naar kerst is er een vergunning afgegeven voor de verkoop van kerstbomen op de parallelweg aan de kop van de haven langs de Heemsteedse Dreef. HBB heeft hierover een klacht ontvangen.
1. Heeft het college hierover eveneens klachten ontvangen? En zo ja, hoeveel?
2. In hoeverre is het college er zich van bewust dat verkoop van kerstbomen op de parallelweg aan de kop van de haven langs de Heemsteedse Dreef ten koste gaat van de verkoop van de verschillende verkooppunten van winkeliers aan de Raadhuisstraat/Binnenweg?
3. Hoe staat het college tegenover het bevorderen/ondersteunen van de eigen lokale ondernemers in deze economisch lastige tijden in verhouding tot van het afgeven van een vergunning ten behoeve van een tijdelijk verkooppunt van kerstbomen?
4. Wat vindt het college wenselijk, en waarom?
5. In hoeverre strookt de afgifte van deze vergunning met het heersende bestemmingsplan?
6. In hoeverre strookt deze afgegeven vergunning met het beleid dat is ingezet ten aanzien van de winkels in Dorcas/Touchdowncenter (mbt concurrentie met de Raadhuisstraat/Binnenweg)? Zie ook eerder gestelde schriftelijke vragen hieromtrent.
ANTWOORD
datum: 9 februari 2015
Ad 1.
Het college heeft hierover 1 klacht ontvangen.
Ad 2. 3. en 4.
Het college is zich ervan bewust dat de verkoop van kerstbomen door de standplaatshouder concurrentie betekent voor de winkeliers die ook kerstbomen verkopen. Concurrentie, dat wil zeggen mededinging, is echter inherent aan het ondernemerschap.
De gemeente mag en kan niet treden in de bestaande concurrentieverhoudingen. Protectionistische maatregelen van de gemeente, in welke vorm dan ook, zijn daarom niet aan de orde. Het college merkt hierbij op dat geen enkele andere ondernemer zich heeft aangemeld voor een tijdelijke standplaatsvergunning voor de verkoop van kerstbomen.
In artikel 1:8 APV zijn de weigeringsgronden opgenomen waaraan getoetst moet worden bij de beoordeling van een aanvraag voor een standplaatsvergunning. De weigeringsgronden zijn: a) de openbare orde; b) de openbare veiligheid; c) de volksgezondheid; en d) de bescherming van het milieu.
Deze weigeringsgronden waren niet aan de orde bij de verlening van de standplaatsvergunning. In de APV (artikel 5:18) is tevens opgenomen dat een standplaatsvergunning kan worden geweigerd:
a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand;
b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Het bepaalde onder a) en b) was hier tevens niet aan de orde.
Ten slotte is in de APV opgenomen dat de standplaatsvergunning niet in strijd mag zijn met het geldende bestemmingsplan (zie nader onder 5).
Ad 5.
De vergunningverlening is niet in strijd met het geldende bestemmingsplan. Het gaat in dit geval om een tijdelijke standplaatsvergunning die voor de eerste keer is aangevraagd (incidenteel).
Tevens is sprake van een kortdurende activiteit. In het bestemmingsplan behoeft hiervoor niets te worden geregeld omdat er geen planologische gevolgen voor de omgeving zijn.
Ad 6.
Bij de winkels in Dorcas/Touchdowncenter was geen sprake van kortdurende en incidentele activiteiten, maar van het bedrijven van detailhandel voor langere tijd. Detailhandel is daar op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan. Er was daarom sprake van handhaving van het bestemmingsplan.